Bandenspanning
De bandenspanning dient bij normaal gebruik om de vier weken gecontroleerd te worden. Bij intensiever gebruik (bijvoorbeeld voor een lange rit, een hoge snelheid of een zware lading) is het het beste dat u de bandenspanning geregeld controleert.
In een bandenspanningstabel ziet u per automerk-, model en bandenmaat welke bandenspanning de juiste is. Vaak is deze te vinden in de handleiding van uw auto of op een sticker aan de binnenkant van uw tankklepje of de deurstijl van de bestuurdersportier. Hierop staat tevens een bandenspannings advies afhankelijk van de belasting en de gebruiksomstandigheden. Gemiddeld bedraagt de bandendruk ongeveer 2,5 bar.
Kunt u hiet niet vinden, dan hangt er in veel gevallen op de bandendruk installatie een bandendruktabel waarvan u gemakkelijk te juiste druk kunt aflezen.
BIJ HET METEN VAN DE BANDENSPANNING MOET U MET DE VOLGENDE PUNTEN REKENING HOUDEN
- De band moet koud zijn wanneer u de bandenspanning opmeet.
- Een verhoogde bandenspanning tijdens het rijden is volkomen normaal en mag niet gecorrigeerd worden.
- De bandenspanning van banden op dezelfde as moet altijd identiek zijn.
- De spanning kan wel verschillen tussen voor- en achteras.
- De ventieldopjes moeten stevig vastgeschroefd zijn zodat het ventiel beschermd is tegen stof en vuil. Zo kunnen lekken voorkomen worden.
- Defecte ventieldopjes moeten onmiddellijk vervangen worden.
Liefst 50% van de auto’s rijdt met een te lage bandenspanning van 10% of meer, en 7% van alle voertuigen heeft zelfs een lekke band. Een (te) lage bandenspanning kost extra brandstof, zorgt voor meer uitstoot van CO2 , fijnstof en uitlaatgassen, verlengt de remweg en leidt tot een flinke toename van de bandenslijtage.
Door auto’s periodiek van de juiste bandenspanning te voorzien rijdt u zuiniger en veroorzaakt u minder luchtvervuiling. Uit onderzoek blijkt dat de gemiddelde besparing per auto voor een periode van 3 maanden circa 5 liter brandstof bedraagt, voldoende om ongeveer 75 kilometer mee te compenseren.
Een eigenschap van banden is dat ze door gebruik en het verstrijken van de tijd langzaam leeglopen. Dat komt doordat de druk in de band langzaam door het rubber van de band ontsnapt door het drukverschil binnen en buiten de band. Maar dit drukverlies kan natuurlijk ook bijvoorbeeld via kleine lekjes of een kapot ventiel gebeuren. Het spanningsverlies is volgens de bandenfabrikanten circa 0,05 tot 0,1 bar per maand. Wanneer de autoband dus niet regelmatig wordt gecontroleerd en bijgevuld, kan er al na enkele maanden een forse onderspanning optreden.
Het is dus blijkbaar een probleem dat veel mensen onderschatten of waarvan zij zich niet bewust zijn. Tegelijkertijd is de oplossing zeer eenvoudig: de band regelmatig weer van de juiste spanning voorzien door hem op te pompen. Een band die niet leegloopt is een nog meer voor de hand liggende oplossing, deze bestaat echter (nog) niet!